Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [47]De aarde zal ganselijk waggelen, gelijk een dronkaard, en zij zal heen en weder bewogen worden, gelijk [48]een nachthut; en [49]haar overtreding zal zwaar op haar zijn, en zij zal vallen, en [50]niet weder opstaan. 47. Versta hier doorgaans door de aarde, of het aardrijk, de inwoners van het land. 48. Die lichtelijk van den wind heen en weder geschud, of ook van de ene plaats op de andere kan gevoerd of gedragen worden. Zie Jer.9:2; alzo van de herders, hfdst.1 vs.8; van krijgslieden, boven hfdst.10 vs.29. 49. Dat is de straf hunner overtreding. 50. Hebreeuws, niet toedoen op te staan; te weten in zulken voortreffelijken welstand en heerlijkheid als zij tevoren geweest is.